Joosjes eerste kamp – Weerribben

Het was een zonnige zomerweek in 2014, en ik ging mee met mijn eerste WoesteLand-zomerkamp. Van het dichtstbijzijnde treinstation trokken we in een fietskaravaan van enthousiaste jongeren richting de Weerribben, waar we deze week in de natuur zouden gaan werken. We verbleven op het vasteland, maar het bijzondere was dat we elke dag met een fluisterbootje door de smalle slootjes van het natuurgebied naar de plek voeren waar we natuuronderhoud deden. De boswachter haalde ons met nog half slaperige hoofden op, en vertelde onderweg over de oever- en waterplanten die we passeerden: krabbenscheer, moerasspirea… De schrijvertjes op het water schoten voor de neus van de boot opzij. Eén dag zat er een dikke waterspin plotseling in de boot. Dat was minder leuk. We meerden aan bij eilandjes waar normaal niemand mag komen, omdat de Weerribben kwetsbaar en beschermd zijn. Omdat wij met ons werk juist bijdroegen aan die bescherming, werd er voor ons een uitzondering gemaakt. Ik herinner me nog het gevoel dat dat gaf, hoe speciaal we ons voelden, bijna alleen op de wereld. Het voedde onze energie om de jonge verdwaalde boomscheuten uit de grond te trekken, en zo de biodiversiteit te behouden – al waren we nog steeds pubers, en verstopten we ons soms in het riet om even te chillen. De eilandjes waar we werkten bestonden grotendeels uit trilveen. Dat is een drijvend tapijt vegetatie bovenop een moeras, vlak voordat dat moeras land wordt. Als je eroverheen loopt, voel je de grond onder je voeten golven. Dit fenomeen is alleen te vinden in gebieden als de Weerribben. En ik weet niet of ik ooit van mijn leven op trilveen had gelopen, als ik niet mee was gegaan met WoesteLand.